WetsWoordenboek

Redelijkheidsbeginsel

Wat is het en wat betekent het?

Omschrijving van de juridische term  Redelijkheidsbeginsel:

Het redelijkheidsbeginsel, ook bekend als het beginsel van redelijkheid en billijkheid, is een fundamenteel juridisch principe in het Nederlandse recht dat eist dat partijen zich ten opzichte van elkaar redelijk en billijk gedragen. Dit beginsel is verankerd in verschillende rechtsgebieden, waaronder het burgerlijk recht, bestuursrecht en soms ook in aspecten van het strafrecht.

In het burgerlijk recht speelt het redelijkheidsbeginsel een grote rol bij de uitleg van overeenkomsten en de vervulling van contractuele verplichtingen. Artikel 6:248 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een overeenkomst niet alleen de daarin expliciet vastgelegde rechten en plichten schept, maar ook die welke, gelet op de aard van de overeenkomst, uit de ongeschreven regels van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.

In het bestuursrecht komt het redelijkheidsbeginsel tot uiting in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb). Dit houdt in dat de overheid bij haar besluitvorming altijd een afweging moet maken tussen alle betrokken belangen en niet tot besluiten mag komen die, gelet op deze belangen, onredelijk zijn. Het redelijkheidsbeginsel vereist dat overheidsbesluiten rechtvaardig, proportioneel en niet onnodig nadelig voor burgers zijn.

Juridische context waarin de term Redelijkheidsbeginsel gebruikt kan worden:

Uitleg van contractuele clausules:
Bij een geschil over de uitleg van een contractuele clausule zal een rechter niet alleen kijken naar de letterlijke tekst, maar ook naar wat partijen over en weer van elkaar mochten verwachten op grond van redelijkheid en billijkheid. Bijvoorbeeld, als een contract onduidelijke bepalingen bevat over de leveringstermijnen, kan de rechter de termijnen vaststellen die redelijk worden geacht onder de gegeven omstandigheden.

Bij de beoordeling van overheidsbesluiten:
Een burger maakt bezwaar tegen een gemeentelijke beslissing om een bouwvergunning te verlenen aan een naburige eigenaar. De burger stelt dat de bouw van het nieuwe gebouw zijn uitzicht en de toegang tot zonlicht aanzienlijk zal beperken. De gemeente moet dan de belangen van de naburige eigenaar afwegen tegen het belang van de bezwaarmaker en mag geen beslissing nemen die, in het licht van alle relevante factoren, als onredelijk zou worden beschouwd.

Deze website is uitsluitend voor informatieve doeleinden en kan onnauwkeurigheden bevatten. Het mag niet worden gezien als vervanging voor professioneel juridisch advies.